Gelukkig is er inmiddels wereldwijd overeenstemming over het belang van de prachtige bossen die we nog hebben. De Verenigde Naties, de Europese Unie, de Wereldbank en andere internationale organisaties benadrukken al jaren dat er een einde moet komen aan het kaalkappen van kostbare bossen. Helaas blijft het vaak bij onheilstijdingen en vage toezeggingen. Greenpeace is liever bezig met oplossingen. We hebben geen tijd te verliezen.
Een einde aan ontbossing
Dé oplossing voor de teloorgang van de bossen ligt voor de hand: er moet wereldwijd een einde komen aan ontbossing. Voor 2020 moet de ontbossing in de Amazone, Indonesië en het Congobekken tot een halt zijn gekomen.
De tijd dringt niet alleen omdat jaarlijks vele dier- en plantensoorten verdwijnen, maar ook omdat we nu al te maken hebben met de gevolgen van klimaatverandering. Naar schatting is ongeveer 12 procent van alle broeikasgassen die door menselijk handelen in de atmosfeer terechtkomen het gevolg van ontbossing. De goedkoopste en meest voor de hand liggende manier om de wereld voor een klimaatcrisis te behoeden, is stoppen met ontbossing.
Moratorium
De meeste nog intacte bossen liggen in landen met een zwak bestuur, zoals de Democratische Republiek Congo, waar corruptie en schending van de mensenrechten aan de orde van de dag zijn. De belangen van bedrijven en hun invloed op de overheid is vaak groot, zoals we ook zien in Indonesië en Brazilië. Er zijn wel wetten die ontbossing moeten tegengaan, maar in de praktijk trekt het grote geld aan de touwtjes.
Greenpeace heeft zich in deze landen met succes hardgemaakt voor de instelling van moratoria. Een moratorium is een tijdelijke stop, bijvoorbeeld van ontbossing. In de Amazone is er een moratorium op handel in soja die geteeld is op recent ontboste gronden. En in Indonesië en de Democratische Republiek Congo gelden in principe moratoria op boskap, maar er zijn tal van uitzonderingen en de handhaving is gebrekkig. Gedurende de looptijd van een moratorium werken maatschappelijke organisaties, bedrijven en de overheid aan definitieve oplossingen.
Koekjes en kippen
De oorzaak van ontbossing is net als die van lucht- en watervervuiling vooral de groeiende vraag naar consumptiegoederen. Hoewel opkomende economieën als China en India een steeds grotere rol spelen op de wereldmarkt, is het nog steeds het Westen dat verreweg de grootste vraag naar grondstoffen uitoefent. Bossen verdwijnen om spullen te maken die wij op dagelijkse basis gebruiken. De palmolie in onze koekjes, de tuinmeubelen op ons balkon en de soja in de voederbakken van onze plofkippen: ze zijn vaak afkomstig van land waar ooit bos stond.
Greenpeace vindt dat je er als consument op moet kunnen rekenen dat voor de spullen die je koopt geen bos tegen de vlakte is gegaan. Bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen en gebruikmaken van grondstoffen die op mens- en milieuvriendelijke wijze tot stand zijn gekomen.
Een verantwoorde productie van onder andere palmolie is mogelijk. Zo laat de Dosan-gemeenschap in Indonesie zien dat het telen van oliepalmen kan op een manier die mens én milieu ten goede komt.
Politieke steun
We boeken al jaren successen door samen met bijna 3 miljoen supporters druk uit te oefenen op bedrijven. De kracht van de consument is groot, zo hebben bedrijven als Nestlé, Unilever en Mattel moeten erkennen. Maar we kunnen de toekomst van de bossen niet laten afhangen van de goodwill van het bedrijfsleven. Er moeten strenge eisen worden gesteld aan producten uit bosrijke landen, zodat er in onze winkelschappen geen spullen liggen waarvoor is ontbost. Daarnaast moet er in bosrijke regio’s waterdichte wetgeving komen voor de bescherming van het bos en de lokale bevolking.
Helaas is goede controle op de naleving van die wetten geen makkelijke klus. Er wordt goed geld verdiend aan de bossen. Ook kleine boeren trekken, vaak gedwongen door armoede en gebrek aan vruchtbaar land, het bos in. Daarom vindt Greenpeace dat er internationale financiële steun moet komen om de bossen te beschermen. Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan een systeem waarbij bosrijke landen worden betaald om ontbossing een halt toe te roepen, met als voornaamste doel het tegengaan van klimaatverandering. Dit systeem wordt REDD (Reduced Emissions from Deforestation and Degradation) genoemd.
Greenpeace is voor zo’n systeem, maar we constateren dat houtkapbedrijven vooraan staan om de subsidies op te strijken die worden betaald voor bosbehoud. Dat moet natuurlijk worden voorkomen. Als we via een systeem als REDD ontbossing willen tegengaan, moet haarfijn worden aangetoond hoe de gelden worden besteed en hoe succesvol de steun is in de strijd tegen ontbossing. Belangrijk is dat de lokale bevolking er beter van wordt.