Welkom op de universiteit van Exeter, Engeland, thuisbasis van het Greenpeace laboratorium. Verborgen achter monsters en meters, pipetjes en pompjes zoekt een team van negen specialisten hier naar de wetenschap achter milieuproblemen.

De oprichting van de wetenschapsafdeling gebeurde min of meer per ongeluk. Op zoek naar een toxicoloog nam Greenpeace in 1986 contact op met de Universiteit van Londen. Paul Johnston was toevallig in de buurt. Hij meldde zich aan voor de opdracht en ging op een van zijn meest indrukwekkende onderzoeksreizen bij Greenpeace.

‘Zes weken lang voer ik mee op de Beluga I, een klein schip met een ingebouwd laboratorium. Tijdens die reis heb ik de mooiste en lelijkste kanten van Groot-Brittannië gezien. Het idee was dat ik monsters zou nemen van industrieel afvalwater, om te zien wat er in zat. Nadat ik daarmee klaar was, moest er nog ontzettend veel werk gebeuren. Het begon als een opdracht voor zes maanden, maar 27 jaar later zit ik er nog.’

Een schat aan informatie

Inmiddels is Johnston hoofd van de afdeling en voert het lab onderzoek uit voor alle Greenpeace kantoren. ‘We hebben in Nieuw Zeeland de gevolgen van diepzeemijnbouw onderzocht, in Thailand deden we onderzoek voor de detox-campagne rond de textielindustrie, maar we hebben ook stuifmeel geanalyseerd voor de bijencampagne in Nederland.’ Het laboratorium is voorzien van apparatuur onder andere om chemicaliën op te sporen in aarde, water, lucht en planten. Alleen bestrijdingsmiddelen en radioactiviteit kunnen nog niet worden geanalyseerd, maar Johnston hoopt pesticiden ooit nog te kunnen toevoegen aan het arsenaal.

“Er ligt daarbuiten nog een schat aan informatie waar we alleen bij kunnen als we onze eigen analyses kunnen doen.” Een interne wetenschapsafdeling bespaart Greenpeace niet alleen veel geld, legt Johnson uit, het betekent ook antwoord krijgen op vragen die niemand anders stelt. “Wij waren bijvoorbeeld de eerste groep chemici die zich bezighield met de chemische samenstelling van industrieel afvalwater. Dat soort kennis kwam lange tijd alleen van ons.”

Betrouwbaarheid

Kan een lab opgericht en betaald door Greenpeace wel objectief zijn? De vergelijking met bedenkelijk onderzoek uitgevoerd of gefinancierd door het bedrijfsleven is snel gemaakt, erkent Johnson. ‘Om eerlijk te zijn zou ik niet meteen al het onderzoek van commerciële bedrijven aan de kant zetten. Het is gewoon jammer dat het bedrijfsleven zichzelf in een positie heeft gebracht waarbij de mensen hun rapporten niet meer geloven, omdat een paar rotte appels zo duidelijk belangrijke informatie negeerden om hun product te beschermen. Ik ben dat veel tegengekomen in de wereld van giftige chemicaliën. Wij kunnen niet op die manier te werken. Ons werk hier heeft veel bijgedragen aan het respect dat Greenpeace wereldwijd heeft. Mensen weten dat onze beweringen bevestigd worden door wetenschappelijk onderzoek. Het is zinloos en volledig onverantwoord om de campagneleiders actie te laten voeren op basis van informatie die onvolledig of onjuist is. Wij varen op een ander moreel kompas.’

Monsters uit Engelse rivieren worden geanalyseerd op de aanwezigheid van plastics bij het Exeter laboratorium.

Actievoerders in een labjas

Dat Greenpeace een eigen laboratorium heeft, is maar bij weinig mensen bekend. Reyes Tirado, een van de biologen in het team, vindt het prima om een meer onzichtbaar deel van Greenpeace te zijn. ‘Mensen zijn niet altijd geïnteresseerd in de wetenschappelijke details. Ik zorg voor de wetenschappelijke basis, de campaigners vertalen de wetenschap naar berichten die de mensen interesseren en aanspreken.’

Tirado werd in 2006 onderdeel van de afdeling na een uitgebreide onderzoekscarrière in haar thuisland Spanje en Californië, waar ze de effecten van droogte op planten onderzocht. ‘Ik heb altijd van onderzoek gehouden, vooral van de meer gerichte en gedetailleerde studies. Tegelijkertijd liep ik altijd rond met de vraag: waarom doe ik dit en wie help ik ermee? Toen zag ik de vacature bij Greenpeace: een combinatie van wetenschap en actie om de planeet beschermen. Ik solliciteerde en kreeg de baan.’

Het belang van een goed gesprek

Haar nieuwe baan bracht Tirado niet alleen naar het koude klimaat van Exeter. Als landbouwspecialist zijn ontwikkelingsgebieden een belangrijk deel van haar werkveld. ‘Op dit moment onderzoek ik in Kenia hoe ecologische landbouw de grond beter wapent tegen de gevolgen van klimaatverandering. Ik breng daarbij veel tijd door met de lokale bevolking, om te luisteren naar de problemen en uitdagingen waar mensen mee te maken krijgen. Als je het landbouwsysteem wilt verbeteren, zijn boeren een belangrijke partij, dus is het belangrijk dat we naar ze luisteren.’

Reyes Tirado neemt proefmonsters van water in het dorp Barchhibigha in Giriak Block, Nalanda District.

Weerstand is ze daarbij nog niet echt tegengekomen. In tegendeel: ‘Toen ik in India was om water te testen, was er geen tijd om alle bronnen in een dorp te onderzoeken. Soms ontstond er ruzie omdat alle boeren hun waterput gecontroleerd wilden hebben.’ Terughoudendheid over de bedrijfsvoering is ze tot nu toe alleen tegengekomen in westerse landen, zoals Spanje. ‘Deze geslotenheid is volgens mij is een teken dat het landbouwsysteem de verkeerde kant op is gegaan.’

De harde realiteit

Ondanks het werk in soms zwaar vervuilde gebieden, heeft Tirado nooit het idee gehad dat ze in een gevaarlijke situatie zat. Het heftigste dat ze zich herinnert is een uit de hand gelopen dorpsfeest, waardoor het team twee dagen binnen moest blijven. Wel brengt haar contact met de lokale bevolking soms heftige situaties met zich mee. Op een van haar eerste projecten, ontmoette ze in Thailand een klein gezin dat asperges kweekte. ‘Het was een bescheiden, hardwerkende familie met een aantal jonge kinderen die overal ronddartelden. Toen ik hun water testte, vond ik de hoogste nitraatvervuiling die ik ooit gezien had. Voor mij was het zo’n schok, het besef dat deze mensen, die kleine kinderen, elke dag dit enorm vervuilde water dronken.’

Nadat de familie gewaarschuwd was, informeerde Tirado de lokale autoriteiten over de vervuiling. Zij troffen dezelfde waarden aan en namen maatregelen om het probleem op te lossen. ‘Voor mij was dit moment confronterend, maar tegelijkertijd motiverend om dit werk te blijven doen. Het is misschien niet de super-wetenschap die ik zou kunnen doen aan een universiteit, maar hier ik heb tenminste invloed op de manier waarop we deze planeet proberen te redden.’

Dit artikel verscheen eerder in Greenpeace Magazine en werd geschreven door Hiekelien van den Herik.