Boeren protesteren in Den Haag omdat ze het zat zijn om telkens wisselende wetten en regels voor de kiezen te krijgen. Dat is volledig begrijpelijk. Velen zitten vast in een systeem waarin zij tegen lage prijzen zo veel mogelijk moeten produceren om het hoofd boven water te houden. Maar het beleid van hun eigen belangenorganisatie, LTO, heeft de afgelopen jaren juist voor veel boerenleed en maatschappelijke weerstand gezorgd.

Er moet iets veranderen voor de boer, maar ook voor ons klimaat.

De Nederlandse landbouw is hyperproductief. Ondertussen wordt het merendeel van deze Nederlandse productie geëxporteerd. Nederland heeft bijvoorbeeld het hoogste aantal landbouwdieren per hectare in heel Europa. Al die dieren eten en poepen, en dat zorgt voor een enorme hoeveelheid krachtvoer zoals soja, dat van over de hele wereld moet komen. Vervolgens hebben we hier – logisch – veel meer mest dan de bodem kan verwerken. En in 2017 was de vee-industrie verantwoordelijk voor 12% van de uitstoot van broeikasgassen. Ook de akker- en tuinbouw produceert een hoop; zo is Nederland een van de grootste gebruikers van bestrijdingsmiddelen per hectare in vergelijking met andere Europese landen.

De industriële landbouw met monoculturen en vervuiling door meststoffen en bestrijdingsmiddelen zorgt ervoor dat onze natuur achteruit holt. Sinds 1960 is het aantal boerenlandvogels met 60 tot 70 procent teruggelopen. Ook neemt het aantal insecten dramatisch af. Maar ook boeren zelf behoren tot ‘bedreigde soorten van het platteland’: Het aantal boerenbedrijven kromp in de periode van 2000 tot 2018 met maar liefst 45% van 97.000 naar 54.000. 30% van de boerenfamilies leefde onder de armoedegrens, terwijl het boerenbedrijf vaak een miljoeneninvestering is en boeren uitzonderlijk lang en veel werken. 

Verbroken beloften

Het is inmiddels een bekend verhaal – wetenschappers wijzen op gevolgen van de industriële landbouw en veehouderij op klimaat en natuur. De boerenlobby ontkent niet de problemen, maar pakt ze aan door de effecten van een fundamenteel verkeerd landbouwsysteem op korte termijn te willen verminderen. De gepresenteerde oplossing is dan steevast ‘innovatie’. In de praktijk blijken deze innovaties vaak te leiden tot verdergaande intensivering, hoge kosten voor de boeren, en technieken die uiteindelijk op papier veel effectiever waren dan de praktijk. De boerenlobby doet dus veel beloften waar te weinig van terecht komt. 

Niet nagekomen afspraken leiden tot massale koeienslacht

Een recent voorbeeld dat tot veel leed bij boeren leidde, is het loslaten van het melkquotum in 2015. LTO spoorde boeren aan om uit te breiden om voor de wereldmarkt te produceren. Veel boeren investeerden in grotere stallen en grond, waardoor zij kwetsbaar werden voor schommelende prijzen van de wereldmarkt. LTO en andere partijen hielden met succes overheidsmaatregelen tegen om de sector in te perken, met de belofte dat boeren zelf zouden voorkomen dat er teveel mest – en daarmee fosfaat – geproduceerd werd. De realiteit was dat de beloftes van LTO niet werden gehaald, waardoor uiteindelijk de overheid in actie kwam; in 2017 moesten boeren met lede ogen 160.000 koeien naar de slacht brengen. 

Meer weten over de uitkomsten van deel 1 van ons WOB-verzoek over het melkquotum en fosfaatrechtenstelsel? Lees het hier.

Een aantal voorbeelden van verbroken beloften

  • In december 2013 zijn LTO, NZO en andere ketenpartijen met hun visie ‘Koersvast richting 2020: voortvarend in verantwoordelijkheid’ gekomen. Hierin werd aangegeven dat de sector zou gaan werken met een ‘early warning’ systeem voor de monitoring van het fosfaatplafond. Daarnaast zou, indien nodig, het fosfaatgehalte in veevoer kunnen worden verminderd. Het ‘early warning’-systeem dat moest voorkomen dat er teveel fosfaat door de melkveehouderij werd uitgestoten na het loslaten van het melkquotum is jammerlijk gefaald en de verlaging van het fosfaatgehalte in voer is  rond het loslaten van het melkquotum te laat ingezet.
  • Eerder werd de doelstelling uit het Veevoer Convenant 2010 om de fosfaatproductie met 20 miljoen kilogram te verlagen in 2013 niet gehaald
  • Al vanaf 2010 zouden stallen in Nederland emissiearm zijn. Veel pluimvee- en varkenshouders zijn hier echter niet in geslaagd. De dure luchtwassers blijken in de tussentijd hun beloftes niet waar te maken.
  • In het samenwerkingsverband ‘De Duurzame Zuivelketen’ namen LTO en de zuivelindustrie zich voor om vanaf 2011 klimaatneutraal te groeien en om 20% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. Zonder succes; de emissie van broeikasgassen door de zuivelketen was in 2016 ruim 16% hoger dan tijdens de nulmeting in 2011 en ruim 18% hoger dan het niveau dat nodig was voor een reductie van 20% ten opzichte van 1990.
  • In 2011 heeft de Duurzame Zuivelketen gezamenlijke doelstellingen vastgesteld, waaronder de verlaging van ammoniakemissie van 5 kton in 2020 ten opzichte van 2011. Door de toegenomen dieraantallen is de ammoniakemissie in 2016 verder gestegen. In 2017 lag de emissie zelfs flink boven de uitstoot van 2011.
  • Veel melkveehouders hebben sinds 2015 ontwikkelruimte gekregen dankzij het PAS. Bij deze ontwikkelruimte is een voorschot genomen op de tegenprestatie: een reductie van 10 miljoen kilo ammoniakemissie in 2030 ten opzichte van 2013. Van deze reductie is netto nog niets gerealiseerd. Doordat de melkveestapel sinds 2015 is gegroeid, is de ammoniakemissie zelfs met ruim 2,5 miljoen kilo gestegen.

LTO doet het woord voor de agro-industrie, niet voor de boeren

LTO lijkt het woord te doen voor de veevoer-business, de zuivelindustrie en gif-producenten; diegenen die baat hebben bij goedkope bulk-productie en one-size-fits-all landbouw. Dit staat vaak op gespannen voet met het belang van de individuele boer op de lange termijn. Zodoende houdt de organisatie een systeem in stand, waar zo veel mogelijk produceren voor zo weinig mogelijk geld centraal staat. In plaats van te zoeken naar een fundamentele herziening van de manier waarop we ons voedsel maken, kijkt LTO naar allerlei oplossingen in verdergaande intensivering en gebruik van (dure) technieken; zo laat LTO de boeren opdraaien voor schijnoplossingen als luchtwassers en mestvergisters. Terwijl zo’n 80 procent van de boeren vorig jaar aangaf juist op natuurvriendelijker manier te willen produceren.

Dat LTO niet fundamenteel wil veranderen, blijkt wel uit de manier waarop men deelneemt aan het Klimaatakkoord; zo schreef LTO – samen met Rabobank en de zuivelindustrie – een brief aan de voorzitter van de sectortafel Landbouw en Landgebruik, om krimp van het aantal dieren in ons kleine landje te voorkomen. LTO is er zelfs trots op dat ze de krimp van de veestapel uit het Regeerakkoord en het Klimaatakkoord hebben weten te houden. Terwijl krimp volgens vele wetenschappers onvermijdelijk is.

Illustratief is de inzet van LTO op het bestrijdingsmiddelenbeleid. Al in 2009 waarschuwden wetenschappers voor de gevolgen van de neonicotinoïden voor bijen. De inzet van LTO was om tegen een verbod te lobbyen, waardoor de sector uiteindelijk werd verrast door het Europese verbod op het gebruik van deze middelen in de open teelt in 2018. In plaats van dat er in de tussentijd naar duurzame alternatieven is gezocht, zitten boeren uiteindelijk zonder oplossing. 

Het roer om naar een ander voedselsysteem

Redenen genoeg om ervoor te pleiten het roer in de landbouw flink om te gooien naar een voedselsysteem dat goed is voor klimaat, natuur én boer zou je zeggen. Daarvoor is het nodig om de veestapel flink in te krimpen en te veranderen naar een divers voedselsysteem dat samenwerkt met de natuur. En alle ingrediënten zijn daarvoor aanwezig. Dit biedt kansen voor een werkelijke omslag, waarbij de boer van de toekomst zich niet langer moet verdedigen en eerlijk betaald moet krijgen voor zijn duurzame inspanningen. Tijd voor LTO om eens eerlijk in de spiegel te kijken en zich hard te maken voor een mooie toekomst voor de Nederlandse boer.

En veranderen is wel degelijk mogelijk; dat bewijst de kolenindustrie. Met steun van de milieubeweging en FNV is in het Klimaatakkoord bijvoorbeeld een Kolenfonds geregeld voor medewerkers. Het blokkeren van verandering naar ecologische landbouw met minder dieren, betekent dus ook kansen missen zoals een socialere overgang. Laten we die kans samen grijpen en kiezen voor een toekomstbestendig systeem waarin boer en natuur weer in balans zijn. Dan gaan we volgende keer samen naar het Malieveld!