De wetenschappelijke unit van Greenpeace publiceerde een nieuwe analyse over de ‘Beeguidance’. Dit is de verbeterde risicobeoordeling voor bijen, wilde bijen en hommels. Hieruit blijkt dat maar drie bestrijdingsmiddelen (imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin) zijn beoordeeld met de Beeguidance. De toepassing van deze nieuwe beoordelingsmethode leidde bij deze stoffen tot de conclusie dat er onacceptabele risico’s voor honingbijen en wilde bijen ontstaan. Door de toepassing ervan zijn deze stoffen in 2018 bijna volledig verboden.

Andere stoffen, waaronder vergelijkbare systemische insecticiden en andere middelen uit de ‘neonicotinoiden-familie’ zijn niet volgens deze nieuwe methode beoordeeld en worden volop gebruik in de landbouw. In de beoordeling van deze stoffen is dus enkel de acute toxiciteit voor honingbijen in kaart gebracht. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat boeren en telers, na het verbod op de drie eerder genoemde bestrijdingsmiddelen, over zijn gestapt op andere middelen, die niet de rigoureuze beoordeling van de Beeguidance doorstonden. Voorbeelden zijn acetamiprid en thiacloprid. Wat betreft acetamiprid (in Nederland toegelaten in de teelt van onder andere appels, aardappels en sierteeltproducten) worden belangrijke loopholes in de kennis over gevolgen voor de impact voor bijen gesignaleerd. Thiacloprid (in Nederland onder andere toegelaten in mais, sierteelt, aardappel en andere groente en fruit) is recent niet eens beoordeeld. Over deze stoffen zijn wél nieuwe wetenschappelijke inzichten die wijzen op belangrijke gevaren voor bijen.

Recent zijn nog nieuwe gifstoffen toegelaten in Europa, beoordeeld op basis van oude risicobeoordelingsmethoden. Het Greenpeace rapport keek daarbij naar de stoffen Flupyradifurone, Sulfoxaflor en Cyantraniliprole. In Nederland zijn deze middelen toegestaan in onder andere verschillende soorten groenten en fruit, kool, aardappels en sierteeltproducten. Omdat dit nieuwe stoffen zijn, bestaan er minder studies over. Echter bestaan ook over deze stoffen belangrijke aanwijzingen dat ze te gevaarlijk zijn voor bijen en andere nuttige insecten.

De conclusie is dat verschillende bestrijdingsmiddelen worden gebruikt in de landbouw die niet goed zijn beoordeeld op de risico’s voor honingbijen, wilde bijen en hommels. De voorgestelde verbeteringen in de risicobeoordeling moeten zo snel mogelijk worden ingevoerd, om te voorkomen dat deze belangrijke insecten niet vogelvrij zijn.