Alles relatief, ook in het kernenergiedebat. Zoals filosoof Rob Wijnberg al schreef, kunnen feiten moeiteloos de ene of de andere kant op beredeneerd worden. Geen punt, want het voedt de discussie. Een ieder kan, na het horen van alle argumenten, zijn eigen mening vormen.

Statistiek is zo’n onderdeel van de discussie dat tot grote verdeeldheid kan leiden. Met statistiek kun je immers alles bewijzen. Minister Verhagen maakt hier dankbaar gebruik van in zijn randvoorwaarden voor nieuwe kerncentrales. De kans op een kernsmeltongeluk moet eens in de miljoen jaar zijn, zo staat er stoer. Dit getal is bedoeld ter geruststelling, want eens in de miljoen jaar betekent gevoelsmatig 999.999 jaar zonder problemen. Wetenschappers hebben alle risico’s op een rijtje gezet en besloten dat zij een kerncentrale kunnen ontwerpen waar ze dat getal op durven te plakken.

Ik ken de exacte berekening niet, maar ik zou dat ook best durven. Over 60 jaar ben ik dood, knappe kop die mij in de tussentijd het tegendeel kan bewijzen.

De werkelijkheid heeft lak aan dit soort horizonstatistiek. In de afgelopen 32 jaar zijn er drie kernsmeltongelukken geweest in kerncentrales. Dan besef je ineens weer dat eens in de miljoen jaar ook in 1979, in 1986 en in 2011 kan zijn. En morgen kan het weer gebeuren, want kernongevallen afwachten is net als het gooien met een dobbelsteen. Elke keer dat je gooit, maakt de kans dat het de volgende keer een zes wordt echt niet groter.

In NRC is geprobeerd uit te rekenen hoe de kansberekening van kernrampen te rijmen valt met de daadwerkelijke ongelukken in de zestig jaar dat kernenergie bestaat. Conclusie: er zijn zoveel onzekere variabelen en de gebeurtenissen zijn zo zeldzaam, dat nauwelijks te zeggen valt hoe een dergelijke kansberekening zich verhoudt met de praktijk. De kans op een aardbeving en een tsunami vlakbij een kerncentrale die beroerd onderhouden wordt, was in de ogen van (optimistische) wetenschappers nihil. Maar het gebeurde toch.

Statistieken zijn getallen die altijd interpretatie en context behoeven. Goed voorbeeld daarvan is de getallenoorlog over het aantal slachtoffers van Tjsernobyl. Radioactieve straling is schadelijk, want we weten dat er mensen aan dood zijn gegaan. Van de opruimploeg  in Tjernobyl is een aantal mensen binnen enkele dagen overleden aan stralingsziekte. Daar is  geen discussie over, what you see is what you get.

Het grijze gebied begint zodra het over de risico’s van straling gaat op het ontwikkelen van kanker. In principe is het simpel: straling maakt schade aan cellen. Als die cellen zich gaan herstellen, kunnen er mutaties ontstaan die zich ontwikkelen tot kankercellen. Kanker is uiteindelijk niet veel meer dan slecht reparatiewerk. Maar hoe weet je of cellen zijn beschadigd door radioactieve straling die je ooit hebt opgelopen, of door andere oorzaken? Er zijn ontzettend veel factoren die kanker kunnen veroorzaken. Roken is daar één van, net als asbest. Dus hoe luidt de analyse als een kankerpatiënt in een kerncentrale heeft gewerkt, rookt als een ketter én regelmatig klust in een huis met asbest? En wat zeg je over iemand die hoogbejaard is en kanker ontwikkelt. Is het een externe factor, of gewoon de leeftijd?

Ik vind het niet vreemd dat de schattingen over het aantal stralingsslachtoffers van Tsjernobyl uiteen lopen. Het is tenslotte maar net hoeveel factoren je meeneemt in je berekening en in welke context je deze getallen plaatst. Maar ik vind het wel vreemd dat voorstanders van kernenergie het bestaan van die stralingsslachtoffers domweg ontkennen. Het feit dat de oorzaak van een slepende en vaak dodelijke ziekte moeilijk vast te stellen is, wil tenslotte nog niet zeggen dat er geen oorzaak is.

Persoonlijk maakt het voor mij geen verschil of er 4000 of 4 miljoen Tsjernobyl doden zullen zijn. Elke zieke of dode door straling is er wat mij betreft één te veel, want het is zinloos leed.  Een wereld zonder kernenergie is mogelijk. En ik zie niet in waarom we nog meer mensen zouden moeten opofferen voor een overbodige techniek.