Het eenjarige jubileum van de kernramp in Fukushima is nog geen week oud, als wetenschapsredacteur Marcel Hulspas van dagblad De Pers besluit de aanval te openen op de slachtoffers ervan. Die mensen moeten zich niet zo aanstellen, vindt hij. Ze leven toch nog?

Nee, dan de slachtoffers van de aardbeving en de tsunami die aan de kernramp voorafgingen. Duizenden mensen overleden, een stuk dramatischer dan de pak ’m beet duizend mensen die de komende jaren zullen overlijden als gevolg van blootstelling aan straling. Aldus Hulspas.

Laat ik mijn afkeer van het spelletje rampenvergelijken even opzij zetten om zijn redenatie te analyseren. Zoals wel vaker gebeurt bij kernenergiefanaten, heeft Marcel even uit het oog verloren hoe je netjes wetenschappelijk vergelijkt: één op één, met dezelfde variabelen. Allereerst moet er een definitie van het woord slachtoffers komen. Gaat het om doden en gewonden, of om iedereen die te lijden heeft onder de ramp? Laat ik voor het gemak aanhouden dat een slachtoffer iemand is die zijn leven, zijn gezondheid of zijn leefomgeving verliest. Dat laatste is breed op te vatten, als baan, huis, sociale omgeving etc.

Ik neem de cijfers die Hulspas in zijn column noemt over de aardbeving en tsunami: 16.000 doden, honderdduizenden mensen die dakloos werden. Dat tweede getal is nogal vaag. Een paar dagen na de ramp werd gesproken over een half miljoen daklozen, drie maanden later repte men over 40.000. Een groot deel van de Japanners die huis en haard verloren, zullen waarschijnlijk niet snel in hun oude leven terugkeren. Laten we dus inderdaad maar spreken van honderdduizenden, met de wetenschap dat dit een schatting is met een ruime foutmarge.

Dan de kernramp. Geen directe doden, wel 573 doden die zijn gemeld als ‘indirecte slachtoffers’. Dit zijn voornamelijk ouderen en zieken die werden achtergelaten omdat hun verzorgers vluchtten voor de straling. Verder zijn er 150.000 mensen geëvacueerd. Ook deze mensen krijgen hun oude leven niet terug. Ze leven in tijdelijke onderkomens, bij familie of in sporthallen. Tsunami, aardbeving of kernramp: voor de slachtoffers is de uitkomst hetzelfde.

Wat is er niet hetzelfde? De schade aangericht door de aardbeving en tsunami wordt voortvarend aangepakt. Veel Japanse steden verwachten binnen tien tot vijftien jaar de ergste sporen te hebben uitgewist. Zo niet in Fukushima. Grote gebieden zijn radioactief besmet, men is nog steeds bezig in te schatten hoe groot de schade precies is. Een deel van het gebied zal waarschijnlijk onbewoonbaar blijven. Van wederopbouw in tien jaar is in ieder geval geen sprake 

Drie rampen, alledrie verwoestend voor de mensen die getroffen zijn. De ene ramp is niet erger dan de andere, met zulke uitspraken doe je de slachtoffers tekort. Elk leven dat verwoest wordt, is er een teveel. En dat is ook precies waarom de kernramp zo veel aandacht krijgt. Een natuurramp is vreselijk, maar ook grotendeels onbeheersbaar. Natuurgeweld hoort, helaas, bij het leven. Een kernramp hoort niet bij het leven. Het is een ramp die voorkomen had kunnen worden en precies daarom zijn de gevolgen zo schrijnend.

De kneep zit ’m, zoals vaker in het nucleaire debat, in het eerlijk vergelijken. Hulspas beweert dat keukentrapjes gevaarlijker zijn dan de straling in Fukushima. Zelfs als dat waar zou zijn, doet het niet ter zake. Een keukentrapje beklimmen is een individuele keuze. Moeten vluchten voor een op hol geslagen kerncentrale van een of ander energiebedrijf is dat niet. Ik heb twee linkervoeten en blijf op veilige afstand van keukentrapjes. Kan de nucleaire industrie dan nu eindelijk zijn linkerhanden van de kernreactors afhalen?