Twee weken lang waren in de Brusselse rechtbank van eerste aanleg de pleidooien van de klimaatzaak te horen. Voor het eerst moest de Belgische justitie zich over de klimaatcrisis buigen, die nochtans de grootste uitdaging van onze eeuw vormt. Een terugblik op dit historische proces, waarvan de uitspraak ten laatste begin juli valt. 

Ik schrijf me in op de nieuwsbrief

Historisch in vele opzichten

Bij dit voor ons land unieke proces moet de Belgische justitie oordelen of de Belgische overheden al dan niet genoeg doen voor het klimaat. En als blijkt dat ze niet genoeg doen, moet de rechtbank oordelen of dat een inbreuk vormt op de mensenrechten en of de overheden tekortschieten in hun plicht om de bevolking te beschermen tegen een dreigend gevaar. 

De Klimaatzaak is ook historisch te noemen omdat het aansluit bij een rechtspraak die zich op internationaal niveau aftekent. Van de zaak-Urgenda in Nederland in 2015 tot de ‘zaak van de eeuw’ in Frankrijk, worden staten voor de rechter gedaagd om zich te verantwoorden voor hun klimaatbeleid en het niet-nakomen van hun verbintenissen. 

Historisch ten slotte omdat uitspraken in andere landen niet alleen blijven stilstaan bij het verleden, maar ook verplichtingen opleggen voor de toekomst. In Nederland moet de overheid de vooropgestelde verlaging van de broeikasgasemissies optrekken, wat grote gevolgen heeft voor investeringen en tot de stopzetting leidt van bepaalde projecten met een hoge uitstoot van broeikasgassen.

Samen met de vzw Klimaatzaak hebben 58.000 Belgen klacht ingediend tegen de federale staat en de drie gewesten van ons land. Tel daarbij de 7.000 Belgen die zich achter de klacht schaarden maar niet op tijd waren om medeaanklager te worden, en we komen aan 65.000 mensen die zich in deze rechtsvordering vinden. 

“We zijn boos, maar niet wanhopig”

Klimaatzaak: kroniek van 10 dagen pleidooien

De pleidooien vonden plaats in de voormalige NAVO-kantoren, dat trouwens ook gebruikt zal worden voor het proces van de aanslagen van 22 maart. Ze werden bijgewoond door een twintigtal medeaanklagers, vertegenwoordigers van organisaties die de klimaatzaak ondersteunen zoals Greenpeace en Grootouders voor het Klimaat, een twintigtal advocaten, een twintigtal politieagenten en de eerste dag ook enkele journalisten.

Zo begon het proces: “We zijn hier omdat we boos zijn, maar niet wanhopig. Er is totale wetenschappelijke consensus over wat er aan de hand is, we beginnen de gevolgen van de klimaatopwarming hier en nu al te ondervinden. Er werden heel wat beloften gedaan, verbintenissen aangegaan. Onze uitstoot van broeikasgassen is gedaald. Als gevolg van ons klimaatbeleid? Neen, als gevolg van de financiële crisis en ondertussen gaan de emissies alweer in stijgende lijn.” 

Tijdens de eerste dag werden de verschillende IPCC-rapporten overlopen, die België allemaal goedgekeurd heeft en die de ruime wetenschappelijke consensus over de grote impact van de klimaatopwarming weerspiegelen. Er dreigt een ‘banalisering van het catastrofale’ waarbij België het belang van de na te komen verbintenissen niet inziet, en dit ondanks almaar explicietere rapporten over de impact van de klimaatveranderingen en de noodzakelijke verlaging van broeikasgassen.

Het betoog op de tweede dag van het proces draaide rond aansprakelijkheid. België komt zijn verplichtingen niet na, meer nog ons land is een van de slechtste leerlingen in de Europese klas. Dat gebrek aan klimaatactie vormt een inbreuk op de artikelen 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en op twee artikelen van ons Burgerlijk Wetboek, namelijk de artikelen 1382 en 1383 die wijzen op de aansprakelijkheid in geval van schade en het gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg voor schade die zich in de toekomst zal voordoen. 

Samengevat komt de klimaatzaak hierop neer: de overheden hebben niet genoeg gedaan, hoewel de wetenschappelijke rapporten steeds beter de vinger op de wonde legden. Ze zijn dus schuldig en de Belgische institutionele lasagne kan niet als excuus dienen voor wat dan ook.

Diametraal tegengestelde visies

Daarna kwam de verdediging van de federale overheid aan de beurt. Eerste argument van de federale overheid: je mag niet met de ogen van vandaag naar het beleid van gisteren kijken. De advocate erkende dat bepaalde verbintenissen niet ambitieus genoeg waren, maar we moeten omzichtig zijn bij de analyse van wat de staat in die tijd echt wist, klonk het. De advocate onderstreepte eveneens dat de federale overheid de verlaging van de broeikasgassen met 55% tegen 2030 en koolstofneutraliteit tegen 2050 in haar regeerakkoord heeft opgenomen. 

De tweede verdedigingslinie die onze overheid opwierp, betreft de scheiding der machten. Een rechtbank kan geen beslissingen nemen die het parlement toekomen, door keuzes op te leggen, zo luidde de redenering.

In de tweede week kregen de drie gewesten het woord. Hun advocaten kwamen herhaaldelijk terug op grafieken die in het lang en het breed geanalyseerd worden, en waaruit moest blijken dat België zich gehouden heeft aan de Europese verbintenissen van destijds. De cijfers vlogen over en weer in de rechtszaal. De federale overheid en de gewesten herhaalden meermaals dat ze zich geëngageerd hebben voor een vermindering van de broeikasgassen, dat Wallonië een burgerraadpleging organiseert, dat Brussel energiepremies invoert en aan fietsinfrastructuur werkt, dat Vlaanderen een doelstelling van -30% tegen 2030 heeft opgenomen in zijn regeerakkoord, enzovoort.

Zoals auteur David Van Reybrouck – die het hele proces gevolgd heeft – onderstreepte, gaat het om diametraal tegengestelde visies. Enerzijds zijn er de overheden die zich houden aan wat gedaan moet worden, en anderzijds heb je burgers en organisaties als Greenpeace die hameren op wat gedaan zou moeten worden om de klimaatcrisis tegen te gaan.

Wordt vervolgd.

Ik schrijf me in op de nieuwsbrief Ik deel op Facebook Ik deel op Twitter Ik deel op Whatsapp
Facebook Facebook Instagram Instagram Twitter Twitter YouTube YouTube Pinterest Pinterest