Het is vandaag 10 jaar geleden dat een zware aardbeving en tsunami de Japanse oostkust troffen, waarbij duizenden mensen het leven lieten. Maar de tsunami leidde ook tot een driedubbele kernramp in de kerncentrale van Fukushima. Onze collega Jan Vande Putte was al na twee weken ter plaatse om de radioactieve besmetting in de regio in kaart te brengen. Hij bleef er het merendeel van 2011 en keerde ook de komende 10 jaar regelmatig terug. In deze blog vertelt hij niet alleen over zijn ervaringen tijdens die eerste dagen en maanden, maar ook over de lessen uit Fukushima, en de risico’s waaraan ook de Belgische kerncentrales nog steeds blootgesteld staan. Lees ook zeker deel 1!

De eerste dagen na de ramp: op weg naar Fukushima

10 jaar later: leren van Fukushima (deel 2)

In deel 1 bekeken wat er precies gebeurde tijdens de eerste minuten en dagen van de kernramp in Fukushima en hoe met behulp van het toeval een nog zwaardere ramp nipt vermeden werd. We maakten ook de stap naar de situatie in België en welke lessen we uit Fukushima zouden moeten trekken – maar nog altijd onvoldoende doen.

Maar terug nu naar Fukushima. Op 15 maart 2011, vier dagen na het begin van de kernramp, zijn we met een deel van het stralingsteam van Greenpeace op weg naar Osaka, een stad op ongeveer 600 kilometer van de kerncentrale van Fukushima. Bij de landing stelt de piloot ons gerust: “alles is nu onder controle in de kerncentrale”. Dit enkele uren nadat die ochtend nog een ontploffing op de site heeft plaatsgevonden. Het illustreert hoe de regering van bij het begin probeert de eigen bevolking en de wereld te misleiden door de ernst van de ramp te minimaliseren.

Onze eerste taak bestaat erin de evacuatie van ons eigen personeel te garanderen, de ‘duty of care’. De interne procedures daarvoor liggen klaar in het geval van oorlog of een ramp. We moeten enkel ter plaatse uitvoeren, ondersteund door een indrukwekkende logistiek in Amsterdam. Ik werk nu al 20 jaar voor deze organisatie, maar sta verbaasd te kijken hoe snel en efficiënt dit verloopt. Ter plaatse ben ik in contact met enkele ambassades die gelijkaardige procedures hebben.

Mijn Japanse collega’s voelen zich schuldig dat zoveel aandacht naar hen gaat, zij willen dat wij naar Fukushima gaan, dat we niet met onszelf maar met de wereld bezig zijn. Maar ook daar zijn er gelukkig procedures om houvast te bieden: eerst een solide basis vormen, de logistiek voorbereiden en dan pas vertrekken. Ik voel me in veilige handen, de collega’s in Amsterdam hebben het strak in handen en hebben bergen ervaring met crisissituaties.

Een week later staan twee auto’s klaar met extra brandstof en al het nodige beschermingsmateriaal. Ik ontmoet een oude kennis, een professor kernfysica die net terugkomt uit het dorpje Iitate, op 30-45 kilometer van de centrale. Hij is in tranen en vertelt ons waar de besmetting het hoogst is. Zelf kan hij er niet publiek over spreken. Daardoor weten we met zekerheid dat de informatie van de regering niet voldoet en dat we dit zo snel mogelijk in kaart moeten brengen, zodat we met eigen, onafhankelijke informatie naar buiten kunnen komen.

Met een grote boog rijden we richting de prefectuur (te vergelijken met een provincie) Fukushima, langs de oostkust en door de bergen. In Yonezawa zijn we grotendeels afgeschermd door de bergen en wachten we in het hotel. Onze basis in Osaka vindt het te gevaarlijk om te vertrekken omdat de wind landinwaarts blaast. Bij een eventuele nieuwe ontploffing zijn we op de verkeerde plaats.

Enkele dagen later krijgen we groen licht en bezoeken we Fukushima stad. Het is een schok. Het leven gaat door, niemand is zich bewust van de radioactiviteit. Ik waan me in een parallelle wereld door de informatie van mijn stralingsmeters. De stad ligt in een brede vallei en er is een wijk tegen de helling die veel meer is blootgesteld. Er zijn enorme contrasten in besmetting binnen de stad, maar de mensen weten niet waar.

We beslissen om hier niet meteen over te berichten, en dat ligt emotioneel erg moeilijk, in elke vezel voel je dat die informatie naar buiten moet. Maar we moeten eerst een goed overzicht hebben, kijken waar de grootste problemen zijn en dan heel voorzichtig communiceren. Een stad van meer dan 300.000 mensen evacueren zou enorme problemen creëren. Een week later pas zullen we op een persconferentie vragen dat er specifieke maatregelen komen voor de twee meest besmette wijken, dat is nog haalbaar, al zijn we daarmee erg ver verwijderd van de ideale situatie. Al levert de overheid slecht werk, politiek gekleurd om de impact te minimaliseren, toch moeten we hun werk niet compliceren.

Een moeilijke relatie met de Japanse overheid

10 jaar later: leren van Fukushima (deel 2)

Op 26 maart gaan we eindelijk naar Iitate. Het centrum van het dorp ligt op 35 kilometer van de centrale en werd zwaar besmet op 15 en 16 maart. In het dorp zelf meten we gemiddeld zo’n 10 µSv/h (ter vergelijking, de ‘normale’ straling vóór de ramp bedroeg ongeveer 0,04 µSv/h) maar buiten het dorp, naar het zuiden richting Namie, loopt dit op tot meer dan 100 µSv/h (2500 keer de achtergrondstraling). We rijden hier dan ook enkel met de auto doorheen en stappen niet uit. Pas later zouden deze wegen afgesloten worden, maar nu kan de bevolking hier nog ongehinderd verblijven. We praten met de burgemeester die klaagt dat hij geen informatie krijgt van de overheden. Zijn 6.600 inwoners worden niet geëvacueerd maar een goede duizend zijn naar zijn schatting al uit eigen beweging vertrokken.

Dit lijkt ons zo ernstig dat we beslissen de dag erop toch al een persmededeling uit te sturen met onze observaties. Het gaat immers om een relatief kleine groep en de situatie is dringend. De Japanse regering wordt door de pers geconfronteerd met onze informatie en doet deze af als foutief. Het zou nog duren tot 22 april, bijna een maand later, dat het bevel tot evacuatie wordt gegeven, en nog eens bijna twee maand vooraleer de evacuatie is afgerond. Jaren later blijkt uit officiële bronnen dat van alle inwoners van de prefectuur Fukushima, de inwoners van Iitate de hoogste dosis hebben opgelopen. Niet omdat dit het meest besmette gebied was, maar omdat ze pas zo laat geëvacueerd werden.

Dit soort van fouten, duidelijk gedreven vanuit een politieke agenda om de kernramp te minimaliseren, heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de bevolking, maar doet ook het vertrouwen in de officiële informatie afkalven. Wat kunnen de mensen nog geloven? Dat is een probleem op zich. Waar de bevolking eerst een vrij groot vertrouwen had in de overheid slaat dit nu soms om en gelooft men niets meer en ontstaat een geruchtencircuit waar soms problemen worden gezien die er niet zijn. Sommige groepen roepen op tot de evacuatie van de grote steden Fukushima en Koriyama, ruw geschat één miljoen mensen.

De persconferentie bij onze terugkomst in Tokyo is afgeladen vol, meer dan 150 journalisten, de wereldpers wil weten wat we gezien hebben. Het is intimiderend te beseffen dat onze communicatie een grote impact zal hebben. De voorbije week werd duidelijk dat we enkel kritiek kunnen formuleren waar een praktische oplossing op korte termijn bestaat, zoals voor Iitate of enkele wijken in Fukushima stad. Tegelijk verbazen we de buitenlandse journalisten door een pak meetgegevens van de overheid te bevestigen. We willen immers vooral de overheid dwingen om betrouwbare informatie te geven door hun monopolie te doorbreken, hen op de vingers te kijken. Maar we kunnen het werk niet in hun plaats doen. In de daaropvolgende weken zal blijken dat de informatie van de overheid een beetje vollediger en betrouwbaarder wordt, ons werk heeft dan toch vruchten afgeworpen. Dit is belangrijker dan de overheid voor de voeten te lopen.

10 jaar onderzoek en innovatie

Waar staan we vandaag? Sinds 2011 hebben we elk jaar een aantal weken onderzoek ter plaatse uitgevoerd, daarover gerapporteerd, maar vooral ook nauwe banden gevormd met de bevolking, met landbouwers, met vissers. De impact van de kernramp laat zich niet enkel in cijfers duiden, het ontwrichtende effect van zo’n ramp wordt slechts duidelijk door de verhalen van de getroffenen. 

Er zijn gelukkig ook positieve verhalen, en die zijn ons bijzonder dierbaar. Vanaf het begin was duidelijk dat de besmetting soms heel lokaal was, dat een belangrijk deel van Fukushima veel minder besmet was. En dat we de aandacht moesten vestigen op de meest dringende problemen. Zo komen we in april in contact met de familie Ogawara, landbouwers in Tamura, wat afgeschermd door bergen. Wanneer we stalen nemen van hun grond kunnen we hen enkele dagen later meedelen dat er een toekomst is voor hun boerderij. Hier leren we dat je de mensen steeds in de ogen moet kunnen kijken. Ze vragen je om raad en je kan niet wegkijken. Als je een advies geeft moet je goed beseffen wat de impact is, zowel de risico’s van radioactiviteit als de ontwrichting wanneer ze de streek zouden verlaten. Het doet enorm deugd om ook mee te kunnen werken aan een toekomst voor Fukushima. Greenpeace ijvert voor de onmiddellijke sluiting van alle kernreactoren in Japan, maar die agenda mag geen enkele invloed hebben op de informatie die we verspreiden over de impact van de kernramp. Het is een strikte lijn die we al 10 jaar aanhouden.

Bijzonder boeiend is ook de technologische innovatie. We hebben geïnvesteerd in een onderwaterrobot waarmee we aan boord van een schip in real-time spectrumanalyses kunnen uitvoeren van de oceaanbodem, stalen kunnen nemen en dit ook visueel documenteren. Een combinatie die op dat ogenblik nog niemand voor elkaar had gekregen. Het is belangrijk om verfijnde technieken te ontwikkelen, vooral omdat het risico bestaat dat in de toekomst meer radioactiviteit uit de kerncentrale zal lekken. In een nieuw rapport beschrijft een ingenieur die vroeger op de site heeft gewerkt wat de risico’s zijn en hoe ze moeten worden aangepakt. De huidige maatregelen zijn niet voldoende, er moet meer en beter geïnvesteerd worden. We moeten dus in staat zijn om aan het “end-of-the-pipe” te controleren of er besmetting vrijkomt.

10 jaar later: leren van Fukushima (deel 2)

Ook hebben we een drone ontwikkeld om op land de radioactieve besmetting in kaart te brengen. Het idee ontstond eigenlijk vanuit een praktisch probleem: de vegetatie heeft het op vele plaatsen overgenomen en wat ooit velden waren of een tuin is nu een bijna ondoordringbaar struikgewas of bamboebos. Als we er met een meettoestel overheen kunnen vliegen, kunnen we betrouwbaardere resultaten verzamelen en het is bovendien een stuk veiliger. De resultaten van dit werk overtreffen nog steeds onze verwachtingen, zelfs op een hoogte van 100 meter kunnen we nog vrij gedetailleerde kaarten maken, die aangeven waar we zo mogelijk ook te voet iets moeten controleren.

Van kernenergie naar hernieuwbaar

10 jaar later: leren van Fukushima (deel 2)

De lessen uit 10 jaar metingen hebben we eveneens samengevat in een nieuw rapport. De belangrijkste bevinding is misschien wel dit: bij een kernramp zoals in Fukushima is het praktisch gezien bijzonder moeilijk om grote delen van de bevolking te evacueren. Wanneer een stad als Antwerpen, op zo’n 10 kilometer van de centrale van Doel, zou moeten worden geëvacueerd, dan zijn de gevolgen niet te overzien. De coronacrisis heeft ons bewuster gemaakt van de situatie op intensieve zorgen of in woonzorgcentra. Beeld je nu eens de evacuatie van deze instellingen over een gebied ter grootte van de provincie Antwerpen in. Veel mensen zouden al overlijden bij de evacuatie, los van de radioactiviteit. Geen enkel noodplan is daar werkelijk op voorbereid. In een straal van 30 kilometer rondom de centrale van Fukushima woonden 170.000 mensen. In eenzelfde regio is dat voor Doel 1,5 miljoen.

Vanuit de ervaringen van Fukushima is het onbegrijpelijk dat er vandaag nog discussie bestaat over het sluiten van ook de laatste twee kernreactoren in België. Vijf gaan er sowieso dicht, maar waarom dit risico nog langer rekken? De arrogantie en naïviteit waarmee sommigen de risico’s minimaliseren is net de houding die aan de oorzaak lag van de ramp in Fukushima. Een aardbeving van 9,1 leek niet realistisch, de risico’s waren gekend maar het leek niet nodig er iets aan te doen. Er is nu een plan om alle kerncentrales in België te sluiten, daarvan afwijken zou onverantwoord zijn.

In Fukushima nemen ze deze lessen ter harte. Waar in andere prefecturen gepoogd wordt de Japanse nucleaire industrie nieuw leven in te blazen, worden in Fukushima schuchtere stappen richting hernieuwbare energie gezet. Zelfs binnen de directe omgeving van de verwoeste kerncentrale duiken intussen zonneparken op. Ook in België moet de kernuitstap het signaal voor versnelde investeringen in hernieuwbare energie zijn. Met name zonne-energie is alles wat kernenergie niet is: veilig, duurzaam en goedkoop. En binnenkort wordt het eenvoudiger en interessanter om samen met je buren te investeren in zonne-energie en deze onder elkaar te delen.

Teken vandaag nog de petitie aan jouw energieminister om het vertrouwen in hernieuwbare energie te versterken, en te kiezen voor meer zon voor iedereen!

Ik kies voor meer zon voor iedereen Ik deel op Facebook Ik deel op Twitter Ik deel op Whatsapp
Facebook Facebook Instagram Instagram Twitter Twitter YouTube YouTube Pinterest Pinterest